Bart Chabot, T. S. Eliot

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

Uit: Mijn vaders hand

“Het kostte weinig voorstellingsvermogen mijn vader te zien zitten in zijn rolstoel, scheefgezakt, terwijl om hem heen het verval woedde en de aftakeling.
‘Hij heeft het vaak over je, heel vaak. Je hebt ook een zus, toch? Elke keer begint-ie over jou. “Ik heb een zoon, Bart…”
“Ja, dat weten we, meneer Chabot, dat heeft u ons verteld.”
“Ja, maar…”
“We weten er alles van, meneer Chabot, van uw zoon. We zijn op de hoogte. Maar we komen nu even bij u langs om u te wassen.”’
De lucht boven de daken oogde blauwer dan blauw; die kon zo de verkoop in.
‘Dan pakt hij zijn portemonnee, die arme man. Daarin bewaart hij twee krantenknipsels, beide over jou. Die vouwt-ie open en leest ze aan ons voor, al jaren. Dat is niet erg, hoor; terwijl hij voorleest gaan wij gewoon door met ons werk. Wij horen het niet meer.
Die knipsels heeft hij zo vaak tevoorschijn gehaald en uitgevouwen, en weer opgevouwen en teruggestopt in zijn portemonnee, dat ze haast uit elkaar vallen van ellende.’
Nicolette keek naar de helm in haar hand, en naar de brommer.
‘Ik begreep van je moeder dat jullie geen contact meer hebben. Kijk, ik weet niet wat er tussen jullie is voorgevallen; nogmaals, je zult er ongetwijfeld je redenen voor hebben, maar… Het is ronduit zielig zoals-ie erbij zit. Naar mijn inschatting heeft hij niet meer zo heel lang te gaan. Denk er nog eens over na. Je zult hem er zo’n plezier mee doen, door langs te komen. Het zou hem zo goed doen als hij je weer zou zien, daar heb je geen idee van. Dat wilde ik toch even aan je kwijt.’
Ik bedankte haar voor haar goede zorgen en zei nogmaals dat ik het zeer waardeerde wat ze voor mijn vader deed.
Nicolette deed haar leren jas dicht en hief haar helm.
‘Nou, het beste dan maar. We merken het wel. Leuk je te hebben gesproken.’
Ze startte en reed weg, de Laan van Meerdervoort in.
Misschien, overwoog ik terwijl ik doorliep, moest ik over wat er in het verleden was gebeurd heen stappen en hem opzoeken. Een vete kon tot aan het graf duren, maar hoefde niet tot in of voorbij het graf te worden uitgevochten. Bovendien bevond het verzorgingshuis zich bij mij om de hoek, op loopafstand. Die afstand kon het probleem niet zijn.”

 

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Cape Ann

O vlug vlug vlug, vlug hoor de zangmus,
Moerasmus, vosmus, vespermus
Bij dageraad en donker. Volg de dans
Van de distelvink in de middag. Geef een kans
Aan de tuinfluiter, de schuchtere. Begroet
Met schril gefluit de stem van de kwartel, beducht
Wegwippend in het laurierbosje. Volg de loop
Van de loper, de waterspreeuw. Volg de vlucht
Van de dansende pijl, de purperzwaluw. Groet
In stilte de nachtraaf. Louter verrukkingen. Zoet zoet zoet.
Maar sta ten slotte dit land af, sta het af
Aan zijn rechtmatige eigenaar, de stugge, de zeemeeuw.
En daarmee basta.

 

Vertaald door Bert Voeten

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Niccolò Ammaniti, Kay Ryan

De Italiaanse schrijver Niccolò Ammaniti werd geboren in Rome op 25 september 1966. Zie ook alle tags voor Niccolò Ammaniti op dit blog.

Uit: Ik en jij (Vertaald door Etta Maris)

“De avond van 18 februari 2000 ging ik vroeg naar bed en ik viel meteen in slaap, maar ik werd ’s nachts wakker en kon daarna niet meer slapen.
Om tien over zes lag ik met mijn dekbed tot aan mijn kin opgetrokken met open mond te ademen.
Het was stil in huis. Het enige wat je hoorde was de regen die tegen de luiken sloeg en de lucht die mijn luchtpijp in- en uitging.
Ik wachtte tot mijn moeder me zou komen wekken om me weg te brengen naar mijn afspraak met de anderen. Even later hoorde ik haar op de verdieping boven mij heen en weer lopen tussen de slaapkamer en de badkamer.
Ik stak de krekelvormige lamp op mijn nachtkastje aan. Het groene licht bescheen een stukje kamer waar de uitpuilende rugzak, het gore-tex ski-jack, de tas met skischoenen en de ski’s lagen.
Ik had dat jaar een groeispurt gehad alsof ik kunstmest te eten had gekregen, en opeens stak ik boven mijn leeftijdgenoten uit. Mijn moeder zei dat ik was opgerekt door twee trekpaarden.
Ik bracht veel tijd door voor de spiegel om mijn witte huid vol sproeten en de blonde haren op mijn benen te inspecteren. Op mijn hoofd groeide een ebbenhouten bos haar waar mijn oren uitstaken. Mijn gelaatstrekken waren veranderd door de puberteit en tussen mijn groene ogen prijkte een indrukwekkende neus.
Ik stond op en stak mijn hand in het grote voorvak van de rugzak die naast de deur lag. ‘Het zakmes is er De zaklamp ook. Alles is er’ mompelde ik.
De voetstappen van mijn moeder in de gang. Ze droeg waarschijnlijk haar donkerblauwe schoenen met hoge hakken.
Ik dook terug in bed, knipte het licht uit en deed alsof ik sliep.
‘Lorenzo, wakker worden. Het is al laat’ Ik tilde mijn hoofd op van het kussen en wreef mijn ogen uit.
Mijn moeder haalde het rolluik op. ‘Wat een afschuwelijke dag. Hopelijk is het in Cortina beter’
Het sombere licht van de dageraad tekende haar silhouet smal af. Ze had de rok en het grijze colbertje aangetrokken die ze altijd droeg wanneer ze belangrijke dingen te doen had. Het zwarte truitje. De parelketting. En de donkerblauwe schoenen met hoge hakken.
‘Goedemorgen.’ Ik gaapte, alsof ik net wakker werd.
Ze ging op de rand van mijn bed zitten. ‘Lieverd, heb je lekker geslapen?’
‘Ja.’
‘Ik ga je ontbijt klaarmaken. Ga jij intussen douchen.”

 

Niccolò Ammaniti (Rome, 25 september 1966)

 

De Amerikaanse dichteres Kay Ryan werd geboren op 27 september 1945 in San Jose, California. Zie ook alle tags voor Kay Ryan op dit blog.

 

Het licht van interieurs

Het licht van interieurs
is de het mengsel
van wie weet hoeveel
deuren op een kier, ramen
met terloops gesloten gordijnen,
niet geblindeerd of geopend,
oculi in plafonds,
putten, poorten, schachten,
losse verbindingen, lekken
en andere gaten
in het oppervlak. Maar hoe
dan ook, eenmaal binnen,
stuitert het licht
richting het interieur,
glanzend van glazig
emaille en poetsmiddelen,
verzacht door slijtage
en veelvuldige aanraking, gedempt
in tapijt en handdoeken ,
door gangen geslingerd,
evenzeer verward
door de spreiding en orde
van liefde en mislukking
tot een ideale en nu
bronloze textuur die,
gemengd met stilte
een eenvoudige
tafel met bloemen
tot een eiland maakt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kay Ryan (San Jose, 27 september 1945)

 

Zie voor de schrijvers van de 25e september ook mijn blog van 25 september 2021 en ook mijn blog van 25 september 2019 en ook mijn blog van 25 september 2018 en eveneens mijn blog van 25 september 2016 deel 2.

Joke van Leeuwen, Kay Ryan

De Nederlandse dichteres, schrijfster, illustrator en cabaretière Johanna Rutgera van Leeuwen werd geboren op 24 september 1952 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Joke van Leeuwen op dit blog.

 

Er kwamen woorden op bezoek…

Er kwamen woorden op bezoek
Ze bleven zitten in mijn rotan stoelen.
Ze zaten te bedoelen met rood hoofd.
Gij, waarin ik zo anders had geloofd
was zonder goddelijke jas
en stukken kleiner. Verfijnd
vroeg ieverans zich af hoe ergens
ergens anders was. Seffens
hield zich niet strak aan straks,
bleef sloom op beide billen hangen.
Maar goesting,
uit zijn stoel gerezen,
breed, met handen, bood zich aan
als nieuwste woord om zelf te lezen.

 

Vier manieren om op iemand te wachten

1 Zittend. Denkend aan liggen. Je handen
strijken rimpels in het tafellaken glad
rond een gerecht dat moeilijk en te veel
voor twee en niet als op het plaatje is,
maar ruikt, het ruikt de ramen uit, het
doet zijn best niet in te zakken, zoals
een ingehouden buik niet bol te zijn –
ook andersom is vergelijken.


2 Lopend. Bijvoorbeeld naar de ramen
en terug en toch weer naar de ramen,
omdat geluid zich buigt naar wat je
horen wilt, maar het niet is. Er danst
een stoet voorbij, verklede mensen die
iets onverstaanbaars juichen, van elkaar
goed weten hoe ze heten en te kijken
dansen dat je kijken moet.


3 Staand. Bij een ingang, uitgang waar je zei
dat, maar er zijn er drie, je weet niet meer
of die of deze. Van blijven staan komt
niemand tegen, maar met bewegen
wordt haast bereikt wat net verdween.
Zeker nog niet gezegd wie blijft en wie
beweegt en wie dan wie wanneer
en van hoe ver weer ziet.

 

Corona-poëzie

“Als die venijnige
ijzerenheinige
virusjes die je niet ziet
als die rond-hoppende
in de war schoppende
piepkleine stukjes verdriet
weg zullen kwijnen
en daarna verdwijnen
dat nergens nog eén overschiet
dan zal ik je kussen
maar ja, ondertussen
doe ik dat maar niet.”

 

Joke van Leeuwen (Den Haag, 24 september 1952)

 

De Amerikaanse dichteres Kay Ryan werd geboren op 27 september 1945 in San Jose, California. Zie ook alle tags voor Kay Ryan op dit blog.

 

Niets gewaagd

Niets bestaat als een blok
en kan niet worden opgedeeld.
Dus als er niets gewaagd wordt,
is het niet alleen gepraat;
het is het grote waagstuk..
Vraag je je niet af
hoe mensen denken
dat de oevers van ruimte
en tijd er niet toe doen?
Hoe ze
de grote tanks leegzuigen tot
een restant van slijm en salamanders
en daarvoor bedankt willen worden?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kay Ryan (San Jose, 27 september 1945)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e september ook mijn blog van 24 september 2020 en eveneens mijn blog van 24 september 2019 en ook mijn blog van 24 september 2017 deel 2.

Herfst (M. Vasalis), Jaap Harten, Dannie Abse

 


Herfstbos door Albert Bierstadt, 1886

 

Herfst

Toornige vreugde doet mij rechtop gaan
dwars door de herfstige plantsoenen
waar in het nat verwilderd gras
rillend naast de zwarte plas
een troep verregende kalkoenen
verworpen, onheilspellend staat.

De wind schuift in de glazen wolken
lichtende wakken hemel open
en wervelt glinsterende kolken
omhoog uit gele bladerhopen.
Als gevallen englen hokken
door geen zon meer te verzoenen
in een somber dreigend mokken
daar mijn broeders de kalkoenen.

M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)
Den Haag, de geboorteplaats van M. Vasalis, in de herfst

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jacobus Cornelis (Jaap) Harten werd geboren in Blaricum op 22 september 1930. Zie ook alle tags voor Jaap Harten op dit blog.

 

Het jaargetij ging

Het jaargetij ging
van de ene hand in de andere
en wij gingen mee;
de zomerwei werd op slot gedaan
en een harmonika van bruin, geel of
rood hing plotseling aan alle takken,
hij speelde een liedje van kou.

Wij zaten nog
met ons hoofd in de zomer,
met onze spieren in het groen:
vuil en jong leefden wij op de akkers
en transpireerden als een drummer
die niet luisteren wil naar rede,
een nerveuze bosgod in zijn eigen rijk.

Wij bereden paarden met sterke nek
en klommen in het oor van de ruimte
die ons dan weer terugwierp op aarde.
Om de tijd mee te temmen hadden wij
handen vol oerdrift en geluk,
om de dag te verkennen leefden wij
tussen de stallen van het platteland,

waar wij vochten, tot het uiterste
gespannen, bloed tegen bloed,
een vete van boerenjongens,
ridders te vuur en te vuist.
En altijd hadden wij honger naar lucht:
een elastische god die ons tot
op het bot bezielde met staalblauw.

 

Hoe gaat de nacht voorbij

Hoe gaat de nacht voorbij,
met een ossenspan en gloeiende
sporen van demonen?
Wij hebben geen masker nodig
voor de liefde.

Wat bergt de nacht in haar schede,
messen voor de moordenaar,
blaffende honden, het harde
lichaam van de dood?
Ik adem je huid van liefde.

Wat denkt de zilversmid
van de sterren, dat hij beter
werk levert in de nacht dan jij
en ik? Wij spannen onze spieren
en adem voor de wilde liefde.

 

Jaap Harten (22 september 1930 – 2 december 2017)

 

De Britse dichter en schrijver Dannie Abse werd geboren op 22 september 1923 in Cardiff, Wales. Zie ook alle tags voor Dannie Abse op dit blog.

 

Een oude verplichting

Lang geleden sneuvelden mijn verwanten in de strijd,
voedden zwarte vliegen op al hun bleke maskers.

Ik had toen een plicht. Ik had toch zeker een plicht?
Ik was er voor hen en zij  waren er voor mij.

Nu, terwijl ik me herinner waarom, wat, wie,
denk ik de gedachte die zo leeg is als steen.

Terwijl ik vanavond reis, concentreer ik me op de achterkant
van helderheid, op die rode vlek die trilt.

Wat ben ik erachter vergeten? Het gaat
waar de rode vlek gaat, stijgend, dalend.

Ik beschrijf alleen een zonsondergang, een auto die rijdt
over een slingerende bergweg, dat is alles.

Ik kom te laat aan, nader de onverlichte duisternis.
Zij die buiten uitgangen en ingangen rondhangen,

zo verdrietig, zo geduldig, zelfs zij zijn vertrokken.
En ik ben geen geest en deze plek ligt in puin.

‘Zwart,’ roep ik zachtjes naar een dode maar geliefde,
‘Zwart, zwart,’ en verlang dat de nacht antwoordt, …
                                                                                ‘Zwart’.

 

 Vertaald door Frans Roumen

 

Dannie Abse (22 september 1923 – 28 september 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e september ook mijn blog van 22 september 20919 en ook mijn blog van 22 september 2018 deel 1 en deel 2.

Xavier Roelens, Leonard Cohen

De Vlaamse dichter Xavier Roelens werd op 21 september 1976 in Rekkem (Menen) geboren. Zie ook alle tags voor Xavier Roelens op dit blog.

 

1937

BOMMEL KAN DAAR WEL tamelijk iets betamelijks op zeggen,
want zijn ouders zijn een maand voor de oorlog uitbraakte zijn ze
verhuisd. en hij sleurt nog één herinnering verzekerd van situering
in het eerste huis waar heel beleefdekes gedeurklingeld werd. zijn
moeder was er toen nog haastelings om de deur in open te happen,
zo wijdopen gekierd kwam hij vanachter haar rokgeplooite
gepiepeloerd om dat. aan de overzijde statigde een klein, zo’n heel
oud huizeken en geloken in dat godshuizeken wuifde zo’n heel oud
vrouwken. ze zwaaiden malkander af.
en ook zelfs heeft bommel een hond eens, lag hij een teef te
bestrelen als eerste in het nieuwwelgekomen huis. tegen dan
walmde de oorlog natuurlijkerwijze, in de zalmstraat nabij de
spoorwegbrug waar bommel niet op mocht juichespringen, of
anderszins onder spelevaren. zijn moeder was er toen nog
bezorgdzaam om het serviesgoed in koude kranten te overpak-ken
ter protectie tegen de brug op klateren. ietsepiets hoger opgehangen
in de luchten was men al zoekende de doelen met gebroken wit te
omkringelen en in het beginnende vensterklin-gelen, in het
toenemende oorsuizen stopte bommel grootoogs met zijn
tevelieveke te aaiemaren

 

1938

DE OORLOG ACH
de oorlog dat bij ons nogal wat
huizen plat en
buren dood ach dood gesmakt en dat ik sliep in bed of
wieg meer weet ik niet
de oorlog ach
de oorlog dat wij
de tuin van
nonkel kapitein onveilig maakten dat we
vader hoorden klagen dat hij vastzat op dit
slot en niet naar duitsland kon ach kon en wij zijn
prinsen waren en dat ik sliep in
bed of
wieg meer weet ik niet van
de oorlog ach
de oorlog die
een vrouw
een zangeres van
opera’s verongelukt ach door een
bom verongelukt al op
de weg naar maldegem zag liggen maar da’s al lang geleden ach
de oorlog ach

 

1939

WE DACHTEN DAT DE KATTEN aan het aftrekken waren. we
dachten dat tom tot de achterhoede behoorde toen hij aan onze deur
klopte en om een boterham vroeg. wij zaten in het hol achter aan de
tuin dat vader gegraven had. moeders snuit ging piepen. ze
luisterde naar het verhaal van zijn negen levens en vier kittens in
zijn thuisland en gaf hem een boterham met strontjes.

      we dachten dat de katten druipstaartend afgetrokken waren, maar
daar hoorden we de deur uit zijn hengsels gelicht worden. nog voor er
vijf siberische boskatten in onze tuin stonden, was vader al
weggetrippeld; vader kon zich niet meer op het juiste verleden
beroepen. ze hebben dan maar in ruil moeder die hoogzwanger­
was, gearrangeerd.

      we dachten dat katten zich richtten op waarlijk universele en
transcendentale doelen, bedachten niet dat zakendoen met de
geschiedenis veel misdaden vergoelijkt. moeder beviel van een zus
met een hoek af. gelukkig heeft ze maar zes maanden moeten leven.

 


Xavier Roelens (Rekkem, 21 september 1976)

 

De Canadese dichter, folk singer-songwriter en schrijver Leonard Cohen werd geboren op 21 september 1934 te Montréal. Zie ook alle tags voor Leonard Cohen op dit blog.

 

Ik heb niet in Europese kloosters vertoefd

Ik heb niet in Europese kloosters vertoefd
en tussen het hoge gras graven ontdekt van ridders
die zo prachtig vielen als hun ballades vertellen;
ik heb het gras niet gespleten
of opzettelijk met stro bedekt gelaten.

Ik heb mijn adem niet ingehouden
om de ademhaling van God te horen
of mijn hartslag te temmen met een oefening,
of gehongerd naar visioenen.
Hoewel ik hem vaak heb gadegeslagen,
ben ik niet de reiger geworden,
die mijn lichaam aan de oever achterlaat,
en ik ben niet de lichtgevende forel geworden,
die mijn lichaam in de lucht laat.

Ik heb geen wonden en relikwieën aanbeden,
of ijzeren kammen,
of lichamen gewikkeld en verbrand in rollen.

Ik ben al tienduizend jaar niet ongelukkig geweest.
Overdag lach ik en ’s nachts slaap ik.
Mijn favoriete koks bereiden mijn maaltijden,
mijn lichaam reinigt en herstelt zichzelf,
en met al mijn werk gaat het goed.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Leonard Cohen (21 september 1934 – 7 november 2016)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e september ook mijn blog van 21 september 2021 en ook mijn blog van 21 september 2020 en eveneens mijn blog van 21 september 2019 en ook mijn blog van 21 september 2018. Geplaatst op

Owen Sheers, Joseph O’Connor, Dannie Abse

De Engelse (Welshe) dichter, schrijver en presentator Owen Sheers werd geboren op 20 september 1974 in Suva op de Fiji eilanden. Zie ook alle tags voor Owen Sheers op dit blog.

Uit: Ik zag een man (Vertaald door Inge de Heer)

“De gebeurtenis die al hun levens veranderde vond plaats op een zaterdagmiddag in juni, vlak nadat Michael Turner -veronderstellend dat het huis van de Nelsons leeg was – via hun achterdeur naar binnen liep. Hoewel het vroeg in de maand was, lag Londen te blakeren in een hittegolf. Overal langs South Hill Drive stonden ramen open. De aan weerszijden geparkeerde auto’s voelden heet aan, de naden ervan tikten in de zon. Een ochtendbries was weggeëbd en had de platanen langs de straat roerloos achtergelaten. Ook de eiken en beuken op de omringende Hampstead Heath waren stil. De hittegolf was nog maar een week aan de gang, maar het langere gras buiten de schaduw van die bomen was al aan het vergelen. Michael had de achterdeur van de Nelsons op een kier aangetroffen. Met zijn onderarm steunend op de deurlijst had hij zich de opening in gebogen en zijn buren geroepen. ‘Josh? Samantha?’ Er kwam geen antwoord. Het huis absorbeerde zijn stem zonder een echo. Hij keek naar zijn oude bootschoenen, waarvan de zolen onder de pas besproeide aarde zaten. Hij had sinds lunchtijd in de tuin gewerkt en was rechtstreeks naar de Nelsons gegaan, zonder zich te wassen. Ook zijn blote knieën, die onder zijn korte broek uit kwamen, waren met aarde besmeurd. Michael haakte de hiel van zijn linkerschoen onder de neus van zijn rechterschoen en trok hem uit. Hij deed hetzelfde met de andere schoen en luisterde of hij in het huis tekenen van leven hoorde. Weer niets. Hij keek op zijn horloge: tien voor halfvier. Om vier uur had hij schermles aan de andere kant van de Heath. Het zou minstens een halfuur kosten om er naartoe te lopen. Hij maakte aanstalten om de deur verder open te duwen, maar toen hij het vuil op zijn handen zag gaf hij hem maar een zetje met zijn elleboog en liep naar binnen. In de keuken was het koel en donker en Michael moest even blijven staan om zijn ogen aan de duisternis te laten wennen. Achter hem glooide de tuin van zijn buren tussen een perenboom en een border met verschrompelde planten omlaag. Het dorre gazon liep taps toe naar een houten, met riet doorschoten hek.”

 


Owen Sheers (Suva, 20 september 1974)

 

De Ierse schrijver Joseph Victor O’Connor werd geboren op 20 september 1963 in Dublin. Zie ook alle tags voor Joseph O’Connor op dit blog.

Uit: Stella Maris (Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema)

“Nachtenlang placht hij heen en weer te ijsberen over het schip, van boeg naar achtersteven, van avondgloed tot ochtendgloren, die latmagere mankpoot uit Connemara met zijn afhangende schouders en zijn asgrauwe kledij.
Het scheepsvolk, de wachten op de uitkijk, de mannen die rondhingen bij de stuurhut, keken dan even op van hun gesprekken of hun eenzame corvee en zagen hem door het nevelige duister scharrelen, omzichtig, steels, altijd alleen, met een linkervoet die sleepte alsof hij een anker meezeulde. Op zijn hoofd prijkte een verfomfaaide bolhoed, om zijn kin en hals zat een gerafelde sjaal geslagen, en zijn gescheurde huzarenmantel was zo onuitsprekelijk smerig dat de gedachte dat hij ooit schoon was geweest iedere verbeelding tartte.
Hij bewoog zich voort met bijna ceremoniële behoedzaamheid, een merkwaardig soort haveloze statigheid, als een koning uit een verhaal die zich incognito onder zijn onderdanen heeft begeven. Zijn armen waren bijzonder lang, zijn ogen scherp als naalden. Dikwijls leek hij verdwaasd of vervuld van sombere voorgevoelens, alsof zijn leven inmiddels het punt van opheldering voorbij was, althans een dergelijk punt nu zeer dicht was genaderd.
Zijn droevige gelaat werd ontsierd door littekens, die de smetten van een of andere kwaal, nog aanzienlijk verergerd door woeste krabaanvallen, doorkruisten. Ofschoon smal van postuur en gebouwd als een vedergewicht, leek hij een onbeschrijflijke last met zich mee te torsen. Dit was niet louter te wijten aan zijn mismaaktheid – een horrelvoet in een plompe houten klomp waarop een hoofdletter M was gestempeld of gebrand – het kwam ook door de houding van angstvallige verwachting die hem aankleefde, de voortdurende, bange waakzaamheid van het mishandelde kind.”

 


Joseph O’Connor (Dublin, 20 september 1963)

 

De Britse dichter en schrijver Dannie Abse werd geboren op 22 september 1923 in Cardiff, Wales. Zie ook alle tags voor Dannie Abse op dit blog.

 

Een erfgoed

Een soort erfgoed
Een erfgoed van kameraadschap en verstikking.

De loeiende mijnsirene en de
explosieve inval van de god, voordat hij zich terugtrekt
op zijn troon van zwavel.

Nu duikt deze zwartgeklede god van fossielen
en begrafenissen,
verstener van ondergrondse bossen
en bloemen,
op met zijn grimmige gevolg
langs het skelet van een pony, langs menselijke schedels,
in zijn half overeind gehouden, lege koolstofkolonie.

Boven, aan de geteisterde,
losgewoelde kant van een Welshe berg,
moet het iemand van ergens anders zijn
die solo zal zingen

niet over de moerassen van de Valleien,
de mijnraderen die niet draaien,
het verlaten pomphuis;

noch over hoe, na een val van een halve mijl
regimenten mijnwerkerslampen
niet langer, als muggen,
stijgen, glijden en deinen.

Alleen iemand die niet toegewijd is,
iemand van elders,
panoramahoog op een kolenberg,
mag juichend
de terugkeer van de verbannen god
in zijn schaduwloze koninkrijk bejubelen.

Hij, dronken van methaan,
heft het dijbeen van een man op als een scepter;
zij, zijn verrukte koningin,
bewondert de met bloed bevlekte zwarte rozen
die niet konden gedijen op de vlakten van Enna.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Dannie Abse (22 september 1923 – 28 september 2014)

 

Zie voor de schrijvers van de 20e september ook mijn blog van 20 september 2022 en ook mijn blog van 20 september 2021 en ook mijn blog van 20 september 2020 en eveneens mijn blog van 20 september 2019 en ook mijn blog van 20 september 2018.

Gunnar Roalkvam

De Noorse schrijver en historicus Gunnar Magne Roalkvam werd geboren op 27 augustus 1951 in Stavanger. Hij publiceerde diverse dichtbundels en een aantal vakboeken. Hij schreef ook toneelstukken en teksten voor koorwerken.Roalkvam staat ook bekend om zijn songteksten die een aantal artiesten op platen hebben opgenomen, waaronder: Svein Tang Wa, Stavangerensemblet, Reidar Larsen, Vamp, Ryfylke Visegruppe, Vestlandsfanden, Sigvart Dagsland, Per Inge Torkelsen, Leif en anderen.  Hij was de tekstschrijver van de musical “Byterminalen”, die werd uitgevoerd in verband met Stavanger2008. Roalkvam ontving in 1995 de Cultuurprijs van de gemeente Stavanger en in 2012 de Cultuurprijs van de gemeente Rogaland County. Hij ontving ook de Prijs van Advocaat Ole Dehli voor zijn inspanningen om kennis over coöperaties als economische bedrijfsvorm te verspreiden. Roalkvam was van 1976 tot 2014 docent aan de St. Olav’s Upper Secondary School in Stavanger.

 

To be first

There’s no point being first,
to arrive
alone.
It will not be fun
before we others come,
anyway.

Take it easy
hold my hand,
then we go step by step.
Once you will become first,
another time it is the second one
who thinks the longest.
And before we know it,
the last person
got right.

It is possible to go in front,
without getting first,
anyway.

 

Vertaald door Ranveig Marie Nesse

 

Gunnar Roalkvam (Stavanger, 27 augustus 1951)

Giuliano da Empoli

De Italiaans-Zwitserse schrijver, essayist en journalist Giuliano da Empoli werd geboren in Neuilly-sur-Seine, Frankrijk, op 27 augustus 1973. Empoli groeide op in verschillende Europese landen. Hij studeerde rechten aan de Universiteit Sapienza Rome en behaalde een master in politieke wetenschappen aan het Sciences Po in Parijs. Empoli is lid van de Partito Democratico, de Democratische Partij (Italië). Hij was plaatsvervangend burgemeester voor cultuur in Florence en senior adviseur van de voormalige Italiaanse premier Matteo Renzi. Tot zijn nevenfuncties behoorden het lidmaatschap van de raad van bestuur van de Biënnale van Venetië en het voorzitterschap van de Italiaanse bibliotheek Cabinet Vieusseux in Florence. Van 2006 tot 2008 was hij senior adviseur van de Italiaanse vice-premier en minister van Cultuur, Francesco Rutelli, en richtte hij de eerste Italiaanse Design Council op in Milaan. Vanaf 2014 is hij lid van de Fondazione Italia-USA. In 2016 richtte hij de denktank Volta op. Sinds 1996 levert Da Empoli regelmatig bijdragen en columns voor toonaangevende gedrukte Italiaanse media, waaronder Corriere della Sera, La Repubblica, Il Sole 24 Ore en Il Riformista. Hij presenteerde een wekelijkse talkshow op de belangrijkste financiële nieuwsradio van Italië, Radio 24. Als auteur en commentator trad hij regelmatig op voor alle belangrijke Italiaanse tv-zenders. Op tweeëntwintigjarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste boek “Un grande futuro dietro di noi”, over de problemen waarmee de Italiaanse jeugd te maken had rond 1996. Het boek bracht een nationaal debat op gang bracht en de krant La Stampa benoemde hem tot Man van het jaar 1996. Sindsdien heeft hij vele andere essays en boeken gepubliceerd over sociale mobiliteit en verandering en over de impact van de nieuwe economie en de effecten daarvan op de politiek. Zijn boek over nationaal-populistische spindoctors, “Les ingénieurs du chaos” (2019), is gepubliceerd in twaalf talen, waaronder Chinees (Taiwan) en Braziliaans-Portugees. In 2022 publiceerde hij zijn eerste roman “Le mage du Kremlin” (De Kremlinfluisteraar). De hoofdpersoon is gemodelleerd naar Vladislav Soerkov de adviseur van Vladimir Poetin. De roman werd in 2022 bekroond met de Grand Prix du roman de l’Académie française en haalde de finale van de Prix Goncourt 2022.

Uit: De Kremlinfluisteraar (Vertaald door Hans E. Van Riemsdijk)

Al tijden deden de meest uiteenlopende verhalen over hem de ronde. Sommigen beweerden dat hij zich had teruggetrokken in een klooster op de berg Athos om daar tussen de stenen en de hagedisjes te bidden, anderen zweerden hem bezig te hebben gezien in een villa bij Sotogrande omgeven door een zwerm fotomodellen onder de cocaïne. Weer anderen hielden vol hem te hebben gesignaleerd op de startbaan van de luchthaven van Sharjah, in het commandocentrum van de milities in de Donbas of tussen de ruïnes van Mogadishu. Sinds Vadim Baranov ontslag had genomen als adviseur van de tsaar waren de verhalen over hem niet uitgedoofd maar juist fors in aantal toegenomen. Dat gebeurt soms. De meeste mannen met macht ontlenen hun aura aan de positie die ze bekleden. Zodra ze die verliezen is het alsof de stekker eruit is getrokken. Dan loopt de lucht eruit zoals bij die grote opblaaspoppen bij de ingang van attractieparken. Als je ze op straat tegenkomt kun je er met je verstand niet bij dat zo’n figuur de gemoederen ooit zo heeft kunnen beroeren. Baranov behoorde tot een ander ras. Al zou ik niet kunnen zeggen welk ras precies. Op foto’s zag je een stevige, zij het niet atletische man die zich vrijwel altijd in donkere kleuren kleedde en net iets te grote pakken droeg. Hij had een alledaags, misschien wat kinderlijk en tamelijk bleek gezicht, en zijn steile zwarte haar was geknipt als bij een communicantje. Op een video, gedraaid in de marge van een officiële ontmoeting, zie je hem lachen, wat maar heel weinig voorkomt in Rusland; een eenvoudige glimlach wordt daar al beschouwd als teken van zwakzinnigheid. Enfin, hij wekte de indruk zich niets gelegen te laten liggen aan zijn uiterlijk. Een wonderlijk trekje als je bedenkt dat zijn werk juist daarin bestond: spiegels in een cirkel opstellen om van een aarzelend vlammetje een betoverend spektakel te maken. Omringd door raadsels ging Baranov door het leven.

 

Giuliano da Empoli (Neuilly-sur-Seine, 27 augustus 1973)

Robert Macfarlane

De Britse schrijver Robert Macfarlane werd geboren op 15 August 1976 in Halam, Nottinghamshire.  Macfarlane is internationaal bekend om zijn werk over natuur, mensen en plaatsen. Zijn bestsellers zijn onder andere “Underland”, “Landmarks”, “The Old Ways”, “The Wild Places” en “Mountains of the Mind”, evenals het prozagedicht “Ness”. Zijn werk is in meer dan dertig talen vertaald, heeft wereldwijd prijzen gewonnen en is veelvuldig bewerkt voor film, muziek, theater, radio en dans. Hij heeft ook opera’s, toneelstukken en films geschreven, waaronder “River and Mountain”, beide verteld door Willem Dafoe. Hij heeft nauw samengewerkt met kunstenaars zoals Olafur Eliasson en Stanley Donwood, en samen met kunstenaar Jackie Morris creëerde hij de internationaal bestverkochte boeken over natuurpoëzie en kunst, “The Lost Words” en “The Lost Spells”. Als tekstschrijver en performer schreef hij albums en liedjes met muzikanten als Cosmo Sheldrake, Karine Polwart en Johnny Flynn, met wie hij twee albums uitbracht: “Lost In The Cedar Wood” (2021) en “The Moon Also Rises” (2023). In 2017 kende de American Academy of Arts and Letters hem de E.M. Forster Prize for Literature toe en in 2022 was hij in Toronto de eerste winnaar van de Weston International Award voor een oeuvre op het gebied van non-fictie. Robert Macfarlane is Fellow van Emmanuel College.

Uit: De laatste wildernis (Vertaald door Nico Groen)

“De wind wakkerde aan en dus ging ik naar het bos. Het ligt ten zuiden van de stad, op anderhalve kilometer van mijn huis: een klein, naamloos stuk beukenbos, dat een lage heuvel bekroont. 1k ging er te voet heen, eerst door straten die me naar de rand van de stad leidden, vervolgens over paden tangs akkers, tussen meidoorn- en hazelaarhagen door. Er kibbelden roeken in de lucht boven de bomen. De hemel was van een helder, koel blauw, dat aan de rand vervaagde tot de kleur van melk. Al van een paar honderd meter hoorde ik het geluid van het bos in de wind: een zacht gebulder als van de zee. Het was het immense, meerstemmige geluid van wrijving – blad knistert tegen blad, tak tikt tegen tak. 1k betrad het bos via de zuidhoek. Er begon van alles uit het bewegende bladerdak te vallen: takjes en beukennootjes tikkelden neer op de koperkleurige laag bladeren. Zonlicht viel in uitbundige banen op de grond. Ik liep door het bos omhoog en bereikte halverwege de noordelijke rand mijn boom: een grote beuk met grijze schors, met wijd uitstaande takken waar je gemakkelijk in kunt klimmen. 1k was al vele keren eerder de boom in geklommen en was vertrouwd geraakt met al zijn merktekens. Onder aan de stam is de schors rondom uitgezakt en geplooid, waardoor hij lijkt op de huid van een olifantspoot. Op zo’n drie meter hoogte kromt een tak scherp naar zichzelf terug; daarboven staat de letter ‘h’, die jaren geleden met een mes in de stam is gekerfd en opgezwollen is doordat de boom is gegroeid; nog hoger bevindt zich de geheelde stomp van een verdwenen tak. Tien meter hoog, vlak onder de top van de beuk, waar de schors zachter en zilvergrijs is, bereikte ik wat ik het observatorium was gaan noemen: een gevorkte zijtak net onder een kromming in de stam. ik had ontdekt dat ik daar lekker kon zitten als ik met mijn rug tegen de stam steunde en mijn voeten op de tanden van de vork zette. Ms ik me een paar minuten stilhield, liepen er soms wandelaars onder me door zonder me op te merken.”

 

Robert Macfarlane (Halam, 15 August 1976)

 

Gaël Faye

De Frans-Rwandese schrijver, zanger, rapper en singer-songwriter Gaël Faye werd geboren in Bujumbura, Burundi, op 6 augustus 1982 als zoon van een Franse vader en een Rwandese moeder. In 1995 verhuisde het gezin naar Frankrijk vanwege de burgeroorlog tussen de Hutu’s en de Tutsi’s. Hij bracht zijn jeugd door in het departement Yvelines, waar hij kennis maakte met de wereld van de rap en de hiphop.
Gaël Faye studeerde aan een école de commerce en behaalde een master. Later ging hij gedurende twee jaar bij een investeringsfonds werken in Londen. Vervolgens verliet hij Londen om van muziek en schrijven zijn beroep te maken. In zijn jeugd had hij immers de rap en de hiphop ontdekt. Later verhuisde hij naar de Rwandese hoofdstad Kigali, waar hij samen met zijn vrouw en twee kinderen leeft. In 2008 richtte Gaël Faye de hiphopgroep Milk Coffee and Sugar op, samen met Edgar Sekloka alias Suga. In 2009 bracht de groep een gelijknamig album uit dat gunstig ontvangen werd. In 2013 bracht hij zijn eerste soloalbum uit, genaamd Pili Pili sur un croissant au beurre. Voor dit album kreeg hij de Prix Charles-Cros des lycéens (2012-2014) vand de nieuwe Franse chanson.
Verder werkte samen met onder meer Mulatu Astatke, Ben l’Oncle Soul, Flavia Coelho en Christophe Maé.
In augustus 2016 publiceerde Grasset zijn debuutroman Petit Pays, die goed onthaald werd. Naast zijn nominatie voor de Prix Goncourt werd hij onder meer beloond met de volgende Franse literatuurprijzen:

Prix du roman FNAC
Prix du premier roman français
Prix Goncourt des lycéens
Prix du roman des étudiants France Culture-Télérama

Op 5 september 2017 werd deze roman in Nederlandse vertaling gepubliceerd met als titel “Klein land”. Het is het verhaal van Gaby, een kleine Burundees, zijn ouders en zijn zus. Het kleine land wordt een oorlogstoneel, door de strijd tussen de Hutu’s en Tutsi’s. In 2025 verscheen zijn roman “Jacaranda” over de Rwandese genocide.

Uit: Klein land (Vertaald door Liesbeth van Nes)

“Proloog
Ik weet echt niet hoe dit verhaal is begonnen. Toch had papa het ons op een dag allemaal uitgelegd, in de bestelwagen. ‘In Burundi is het net als in Rwanda, weet je. Er zijn drie verschillende groepen, etnische bevolkingsgroepen heet dat. De Hutu zijn de grootste groep, ze zijn klein, met een dikke neus.’ ‘Zoals Donatien?’ had ik gevraagd. ‘Nee, hij is een Zaïrees, dat is iets heel anders. Prothé bijvoorbeeld wel, onze kok. Je hebt ook de Twa, de pygmeeën. Die slaan we over, ze zijn met zo weinig dat ze niet meetellen, zeg maar. En dan heb je de Tutsi, zoals jullie mama. Daarvan zijn er veel minder dan de Hutu, ze zijn lang en mager met een spitse neus en je weet nooit wat er in hun hoofd omgaat. Jij, Gabriel,’ had hij gezegd en hij wees naar me, lij bent een echte Tutsi, ik weet nooit wat je denkt.’ Nou, ik wist zelf ook niet wat ik dacht. Trouwens, wat kun je over dat alles denken? Dus vroeg ik: ‘Is er oorlog tussen de Tutsi en de Hutu omdat ze niet hetzelfde grondgebied hebben?’ ‘Nee, dat is het niet, ze hebben hetzelfde land.’ ‘Eh… omdat ze niet dezelfde taal hebben, dan?’ ‘Nee hoor, ze spreken dezelfde taal.’ ‘Omdat ze niet dezelfde god hebben, dan?’ ‘Nee hoor, ze hebben dezelfde god.’
‘Maar… waarom voeren ze dan oorlog tegen elkaar?’ `Omdat ze niet dezelfde neus hebben.’ Daar stopte het gesprek. Maar het was toch een vreemde zaak. Ik geloof dat papa er ook niet veel van begreep. Vanaf die dag begon ik te letten op de neus en de lengte van de mensen op straat. Als ik met mijn zusje Ma boodschappen deed in het centrum van de stad, probeerden we onopvallend te raden wie er Hutu of Tutsi was. We fluisterden: Die met die witte broek, dat is een Hutu, hij is klein met een dikke neus.’ ‘Ja, en die daar, met die hoed, dat is een lange dunne met een heel spitse neus, dat is een Tutsi.’ ‘En die daar met zijn gestreepte overhemd, dat is een Hutu.’ ‘Welnee, kijk dan, hij is lang en mager.’ Ja, maar hij heeft een dikke neus!’ Op dat punt begonnen we te twijfelen aan het verhaal over de bevolkingsgroepen. En bovendien wilde papa niet dat we erover praatten. Van hem mochten kinderen zich niet met politiek bemoeien. Maar we konden niet anders. Van dag tot dag breidde de vreemde sfeer zich uit. Zelfs op school begonnen kameraden om de haverklap te kibbelen en elkaar als Hutu of Tutsi te behandelen. Tijdens de vertoning van Cyrano de Bergerac hoorden we zelfs een leerling zeggen: ‘Kijk, het is een Tutsi, met die neus.’ Er was iets in de lucht komen te hangen. Je kon het ruiken, maakte niet uit wat voor neus je had.”

 

Gaël Faye (Bujumbura, 6 augustus 1982)