Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: De promotie

“Toen ik ongeveer in het midden zat van m’n eerste gedicht, getiteld `De zomer van ’91’, werd m’n zoontje wakker en begon leuk te brabbelen, en kwam m’n vriendin binnen, die niet over de blauweregen repte, maar wel zei: ‘Wil jij de vaatwasser uitruimen?’ Zij haalde ons zoontje uit het park en knuffelde hem, en ik liep naar beneden om de vaatwasser uit te ruimen. De tweede helft van ‘De zomer van ’91’ zou ik later wel schrijven. Een vaatwasser moet nu eenmaal uitgeruimd worden, en het is niet altijd een vrouw die dat moet doen. Dat is althans, als feminist, m’n mening. De tweede helft schreef ik uren later, terwijl m’n vriendin op de bank in slaap gevallen was, en ons zoontje genoot van z’n nachtrust in z’n kamer boven. Ik vond ‘De zomer van ’91’, voor zover ik er verstand van had, geen mis gedicht. Soms rijmden een paar woorden met elkaar, soms Set. Wat ik er leuk aan vond was dat m’n moeder erin voorkwam, in haar mythische bloemetjesjurk. In de zomer van ’92 zou ze overlijden, het ergste nekschot in m’n leven tot dan toe. De dag daarna was Michael, zoals ons zoontje heet, naar de crèche, en was Thera, de naam van m’n vriendin, gaan zwemmen in het Van Eyck-zwembad. Ik zette me aan het schrijven van het tweede gedicht, getiteld te doelman van Dikkelvenne’. Dat kwam zo: eerder die dag was ik naar de Poolse winkel geweest, waar alle producten inderdaad in het Pools zijn gelabeld en belettend. Ik zou enige zakjes nat voer voor onze hond Bert kopen. Dat deed ik. Op weg naar de kassa werd ik staande gehouden door een man met een baard, die zei: `Wie we hier hebben, Walter Waterschoot, ik zag je laatst nog op tv.’ Ik zei dat ik dat niet was, maar wel iemand die erg op mij leek, de imitator Ferdy Smal. ‘Ach zo,’ zei hij, ‘ja, iedereen heeft wel een dubbelganger.’ Hij ging door met lullen en tijdens deze monoloog kwam ik aan de weet dat hij havenarbeider was, dat hij in Zomergem woonde, dat hij speciaal naar Gent en deze winkel kwam om Poolse worst te kopen, volgens hem de beste worst ter wereld, en dat hij voetbalde, als doelman van het elftal van het dorp Dikkelvenne. Tevens zei hij dat z’n vrouw gestorven was aan longkanker en dat ze nooit een sigaret had aangeraakt. Ik condoleerde hem, waarop hij zei: ‘Ze deugde niet. Ik heb om haar geen traan gelaten.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

GOUDEN BERGEN

Voor het eerst
zag ik bergen
toen ik zesentwintig
was

Ik lachte niet
ik schreeuwde niet
in hun aanschijn
sprak ik op fluistertoon

Toen ik thuiskwam
wilde ik vertellen
aan moeder
hoe bergen eruitzien

Het was een ingewikkeld verhaal
’s nachts
ziet alles er anders uit
ook bergen en woorden

Moeder zweeg
misschien was ze in slaap gevallen
van vermoeidheid

In de wolken
groeide de maan
de gouden berg
van arme mensen

 

Vertaald door Karol Lesman

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Nobelprijs voor Literatuur 2025 voor László Krasznahorkai

Nobelprijs voor Literatuur 2025 voor László Krasznahorkai

De Hongaarse schrijver en scenarist László Krasznahorkai krijgt dit jaar de Nobelprijs voor Literatuur. De prijs wordt in december uitgereikt in Stockholm. László Krasznahorkai werd geboren in Gyula op 5 januari 1954. Zie ook alle tags voor László Krasznahorkai op dit blog.

Uit: Oorlog en oorlog (Vertaald door Mari Alföldy)

“Niemand had hem gevraagd om te praten, zij wilden dat hij hun  zijn geld zou geven, maar hij gaf het hun niet, hij zei dat hij geen geld had, en hij begon te praten, eerst hakkelend, later steeds vloeiender en ten slotte onstuitbaar, maar hij praatte dus, omdat hij zichtbaar geschrokken was van de ogen van die zeven kinderen, of, zoals hij zelf later uitlegde: omdat zijn maag ineengekrompen was van angst, en als de angst zijn maag samendrukte moest hij, zo zei hij, altijd praten, en aangezien die angst nog steeds niet geweken was, omdat hij niet kon weten of zij een wapen bij zich hadden, werd hij steeds verder meegesleurd door de stroom van het praten en in die stroom wilde hij hun nu alles vertellen, eindelijk alles aan iemand vertellen, want sinds hij – en wel op het allerlaatste moment! – was begonnen aan ‘de grote reis; zoals hij het noemde, had hij met niemand een woord gewisseld, geen woord, want hij vond het te gevaarlijk, en er was ook niemand om mee te praten, aangezien hij onderweg weinig kans had om mensen te ontmoeten die ongevaarlijk waren of voor wie hij niet bang hoefde te zijn; voor hem was namelijk niemand ongevaarlijk genoeg, en hij moest voor iedereen bang zijn, want hij zag, zo zei hij aan het begin, in iedereen dezelfde persoon, iemand die rechtstreeks of op de achtergrond in verbinding stond met zijn achtervolgers, iemand die intensief of oppervlakkig, maar onmiskenbaar contact had met diegenen van wie hij meende dat ze van elke stap op de hoogte waren die hij zette, maar hij was sneller, vertelde hij later, hij was hun altijd ’ten minste een halve dag’ voor, maar de prijs die hij betaalde voor de vluchtige overwinningen met betrekking tot de tijdstippen en de plaatsen was dat hij met niemand een woord kon wisselen, echt niet één, pas nu kon dat, uit angst, terwijl hij onder de natuurlijke druk van de angst inging op steeds belangrijker terreinen van zijn leven, waarbij hij vertrouwelijk en steeds vertrouwelijker werd en hun diepe en steeds diepere inzichten verschafte, met het doel om hen daarmee om te kopen en hen voor zich te winnen, om de aanvaller in hen uit zijn aanvallers weg te spoelen en hen alle zeven ervan te overtuigen dat iemand zich hier niet alleen had overgegeven, maar door die overgave zijn aanvallers als het ware tegemoet was getreden.”

 

László Krasznahorkai (Gyula, 5 januari 1954)