Advent (Karl Röttger), Dennis Gaens, Arthur Sze

 

 

Kerstmarkt door Alexander Buchkuri, 1906

 

Advent

Wieder sieht man in den frühen
Abenden die Lichter blühen.
Straßen hin und wieder funkeln
bunte Wunder in das Dunkeln.

Wieder träumt viel Kinderhoffen
vor den Fenstern – leise Stimmen
flüstern; in der Dämmrung glimmen
Augen groß – und sehn den Himmel offen.

Seligen Kinderglücks. Voll Wartens sind die Tage
und die Abende vorm Schlafengehn –
Wohl im Schlaf und Traum der Nächte sehn
sie erfüllt schon ihres Sehnens Frage;

schon erfüllt im Traum des Traums Verlangen,
sehen, wie das Wunder – schon geschah -:
Christkind kommt weiß durch die Nacht gegangen
und ist da …

 

Karl Röttger (23 december 1877 – 1 september 1942)
De Evangelisch-Lutherse St. Andreaskerk in Lübbecke, de geboorteplaats van Karl Röttger

 

De Nederlandse dichter Dennis Gaens werd geboren in Susteren op 30 november 1982. Zie ook alle tags voor Dennis Gaens op dit blog.

 

ÇETIN

Ik ben geen vluchteling; ik ben een bouwer en mijn broers vertelden mij dat de grond hier goed was. Muharrem en Metin werkten in de put, maar toen er in de put geen werk meer was, brachten ze shoarma naar de buitenstad. Daarna haalden ze mij naar Nijmegen. Dat is bouwen.
Er waren dagen waarop ik moest bepalen: ga ik eten of toch maar slapen?
Ik kom uit een land waar je geen garanties hebt behalve je twee handen en wat daar verder aan vastzit – zolang dat lichaam het uithoudt moet je gaan. Hier deden we niet anders; wij drieën draaiden zaken, maakten het steeds later en nu is alles anders hier. Het draait, dag en nacht door.
Toen zeiden ze: ‘Je bent klaar, boven zeggen ze dat je weg moet.’
Ik vroeg: ‘Wie is boven?’
Want beneden willen ze dat ik blijf. Zoiets noem je een fundament. Eigenlijk is alles bouwen of breken en wat ik wil is bouwen, dingen zoals rust.

 

Dennis Gaens (Susteren, 30 november 1982)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Het scheppingsmoment

Een schilder duidt de tijd van de dag aan
in een stilleven; schuin valt middaglicht op een mes,
citroenen, groene wijnfles met restje rode wijn.
Laten we altijd iets niet helemaal af?
We willen x hebben we x willen we y en hebben we y willen we z?
Ik probeer het scheppingsmoment te voelen
in de lichtval op een doorgesneden citroen. Wat ik wil is
het strooien van grind op modder verbinden met hongerig zijn.
‘Eet’, zei een man uit Afghanistan en wees
naar de oude rottende appels in de open kofferbak.
Ik zie een rij mannen een wolkendans dansen;
twee vrouwen dansen de complexe bliksempassen
aan de uiteindes. Mijn fouten en vergissingen
kloppen in mij ook als momenten van geluk,
maar ik wil dat de glanzende momenten uitdijen
resonerend als een gamelangong. Ik wil van de complexe
brokkelige momenten van onze levens een vloer
maken van jade, obsidiaan, turkoois, ebbenhout en lapis.

 

Vertaald door K. Michel

 

Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e december ook mijn blog van 1 december 2023 en ook mijn blog van 1 december 2020 en eveneens mijn blog van 1 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.  

Karl Röttger

De Duitse dichter en schrijver Alfred Karl Röttger werd geboren op 23 december 1877 in Lübbecke als zoon van een schoenmaker. Van 1883 tot 1892 volgde hij de basisschool en de Selecta (een soort middelbare school) in Lübbecke, en van 1892 tot 1898 volgde hij de voorbereidende school en de lerarenopleiding in Petershagen/Weser. Van 1898 tot 1899 bekleedde hij zijn eerste onderwijsfunctie in Preußisch Ströhen, gevolgd door functies in Schwenningdorf van 1899 tot 1901 en in Lübbecke van 1901 tot 1905. In 1905 verhuisde hij met zijn moeder naar Düsseldorf-Gerresheim, waar hij tot 1908 lesgaf. In 1908 trouwde hij met Julie Kruse, eveneens schrijfster, met wie hij in 1909 naar Berlijn verhuisde. Daar werkte Röttger als mede-redacteur van het tijdschrift Charon en van 1911 tot 1914 als redacteur van het tijdschrift Die Brücke. Nadat zijn vrouw in 1914 ernstig ziek werd en Röttger zelf ook met gezondheidsproblemen kampte, keerde het echtpaar in 1915 terug naar het Rijnland, waar Röttger zijn onderwijscarrière in Düsseldorf hervatte. Hij werkte ook als theater- en kunstcriticus en publiceerde het tijdschrift Das Kunstfenster. In 1916 begon hij een relatie met Hella Ströter (1892-1971); hun drie kinderen, Helmut, Gerda en Rotraud, werden geboren in 1917, 1919 en 1920. Zijn scheiding van Julie Kruse volgde in 1920 of 1921, waardoor Karl Röttger en Hella Ströter konden trouwen. Vanaf 1926 woonde het gezin van vijf in hun eigen huis in Düsseldorf-Gerresheim, waar in de daaropvolgende jaren talloze poëzievoordrachten, lezingen en muzikale avonden plaatsvonden. In 1927 vierde de stad Düsseldorf Röttgers 50e verjaardag met een officiële ceremonie (Leopold Fleischhacker maakte een bronzen portret), en opnieuw in 1937 voor zijn 60e verjaardag. In 1940 ondernam de auteur een studiereis naar Salzburg en Wenen. Het jaar daarop werd hij wegens ziekte vervroegd gepensioneerd. Karl Röttgers literaire werk bestaat voornamelijk uit poëzie, romans, korte verhalen, toneelstukken en essays, waaronder enkele over educatieve onderwerpen.

 

Hoffnung

Was der Engel mir verkündet,
War ich vordem schon; die Jahre runden
Langsam sich zu eins — aus allen Weiten,
Aus der Ewigkeit und aus den Zeiten
Rundet das Herz des Kinds; in Weltenweiten
Wächst des Kindes Seele… Um mich breiten
Sich des Vaters blaue Einsamkeiten.

Meiner Wunder harr’ ich … Wenn das Kleine,
Das ich meine, nun bald seine
Augen glänzend in die Welt aufbricht,
Wenn aus seinem Kinderangesicht
Und aus seinem Blick mir widerstrahlt:
Gottes Tiefe, Gottes Allgewalt.

 

Marias Tod

Du, der mein Traum war,
Als er noch klein war —
Streichle mein Haar.

Halte die Hand mir,
Die ich dir Land war
Und Quelle und Strand.

Einst, einst, du weißt noch,
Wie du so weit auch
Gewandert, gereist.

Die ich dir Quelle war,
Als du ein Kind noch,
Als ich dich sanft trug
Unter dem Tuch.

Als noch der Traum klein,
Als noch dein Lächeln fein,
Glücklich und rein war.

Du, der doch mein war,
Wandernde Welle du,
Werfe mir Helle zu

Fern aus dem Überlicht!
Hör’, meine Seele spricht:
Kennst du die Stimme nicht,

Die dir das Schlaflied sang?
Einst? Einst? Geliebter, lang
Dehnen die Wüsten sich,

Lange, o grüßten sich,
O unsre Seelen nicht —  —  —
Hebe mich auf zu dir,
O du Geliebter, mir

Traum und Gesang —  —  —

 

Karl Röttger (23 december 1877 – 1 september 1942)
Borstbeeld in het Stadtmuseum van Düsseldorf