Bij Sinterklaas

“Kijk, het was al dadelijk een stroeve Sinterklaasavond – dat zat in de lucht. In de eerste plaats harmonieerde het gezelschap niet, want oom Kees was erbij en die heeft laatst een geruchtmakende inklimming gepleegd, zodat tante Magda uit Zeist, die érg fel is op die dingen, dadelijk toen ze met neef Henk binnenkwam tegen hem zei: ‘Zo, Kees, zit jij niet meer?’ Dat was natuurlijk een beetje pijnlijk, vooral omdat oom Kees meteen met Henk wilde gaan vechten, ten einde iets terug te doen. Die kleine Henk had zijn jasje zó uit, maar toen gooide ik me ertussen, want tenslotte was ik de gastheer.
Toen we weer zaten, begon opa over de begrafenis van tante Wilma en hij zei, dat hij het gedrag van Frits ‘knap schofterig’ had gevonden. Frits was namelijk boos geweest, omdat we een andere begrafenisonderneming hadden genomen dan door hem was aanbevolen. Hij wilde niet mee in rijtuigen die tegen zijn advies ingingen en stond, toen we op het kerkhof kwamen, al met zijn gehele egoïsme à quatre bij het open graf keurig opgepoetst te demonstreren tegen onze firma, die tante er toch heus heel netjes in hielp.
Nu had ik het ook niet soepel gevonden van Frits, maar om nu dadelijk zo scherp te worden op Sinterklaasavond leek me toch niet juist van opa. De oude man had echter niet in de gaten dat Frits met zijn vrouw in onze kamer zat, want als je die jaren hebt onthoud je de gezichten allemaal niet meer zo goed. ‘Frits hoeft niet achter mijn kist te lopen, straks,’ riep de grijsaard of het een pretje was. Ik zat al te ssst’en en maakte een reeks van sprekende gebaren, maar hij begreep het niet, de goeierd, en zaagde maar door over zijn kist en wie erachter mocht en wie niet. Frits niet.
‘Kom, opa,’ riep ik, ‘nou niet over de dood praten telkens. ’t Is toch zeker Sinterklaas. Laten we nou gezellig een liedje zingen. Vooruit, Mien, speel er eens eentje.’
Mien is een nicht van ons, een fikse kwekeling met akte. Ze speelt een soort piano waarop je goed heilgymnastiek kunt doen, maar alles leek me beter dan conversatie. Spoedig klonk het lied over het heerlijk avondje en ik zong uit volle borst, inviterend wenkend dat ze moesten meedoen. Op het laatst galmde de hele club, met zwartgallige koppen, want ze waren nog niet uitgepraat, dat zag je zó.
Ik liep de kamer uit om voor de pakjes te zorgen. Ze hadden allemaal wat meegebracht, voor eigen vrouw of man en ik stopte de hele boel in een wasmand en zette deze, krachtens de aardige methode die er elk jaar weer ingaat, voor de deur van ons huis. Een jongetje, dat passeerde, gaf ik een kwartje. ‘Jij belt straks even aan vent,’ zei ik met een knipoog. Het duurde wel vijf minuten, eer de bel klonk. Ik was blij dat ik het eindelijk hoorde, want ik was bepaald beroerd van dat zingen.”

Illustratie bij “Het heerlijk avondje” uit Carmiggelts bundel “Onzin” uit 1979
De Engelse dichteres en schrijfster Christina Georgina Rossetti werd geboren in Londen op 5 december 1830. Zie ook alle tags voor Christina Rossetti op dit blog.
Laat me gaan
Als voor mij het einde daar is
en het Licht mijn ogen sluit
wil ik geen wake en geen tranen
mijn ziel is vrij, dus draag dat uit
Mis mij gerust, maar niet te lang
niet buigen, réchtop blijven staan
denk aan de liefde die we deelden
mis mij gerust, maar laat me gaan
Want allen wacht ons deze reis
al gaat elk van ons alleen
’t hoort allemaal bij ’t Grote Plan
naar Huis en nergens anders heen
Wordt je verdriet je toch teveel
met onze vrienden kan je ’t aan
lach om alles wat we samen deden
mis mij gerust, maar laat me gaan.
Vertaald door Marjos Kösters

Cover
Zie voor de schrijvers van de 5e december ook mijn blog van 5 december 2018.