De Poolse schrijver Wiesław Myśliwski werd geboren op 25 maart 1932 in Dwikozy bij Sandomierz. Myśliwski kwam uit een Poolse middenklassefamilie. Zijn vader was officier en diende in de Pools-Russische Oorlog van 1920. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog studeerde Myśliwski van 1951 tot 1956 Poolse filologie aan de Katholieke Universiteit van Lublin. Van 1955 tot 1976 werkte hij als adjunct-hoofdredacteur, uitgever en hoofdredacteur bij uitgeverij Ludowa Spółdzielnia Wydawnicza. Van 1975 tot 1999 was hij hoofdredacteur van het kwartaalblad Regiony en van 1993 tot 1999 was hij tevens hoofd van het tijdschrift Sycyna. Van 1971 tot 1983 was Myśliwski lid van de Poolse Schrijversbond. Hij woont momenteel in Warschau. Zijn debuutroman, “Nagi sad” (De Naakte Tuin), werd in 1967 in Polen gepubliceerd en won de Stanisław Piętak-prijs. Sindsdien heeft hij verschillende romans en toneelstukken gepubliceerd, die “meestal ‘boerenliteratuur’ worden genoemd. Ze behandelen de identiteitsproblemen van dorpen en hun bewoners in tijden van historische verandering.” Myśliwski’s werken zijn vertaald in het Engels, Duits, Nederlands, Russisch, Hongaars, Tsjechisch, Slowaaks, Roemeens, Bulgaars, Lets, Litouws, Ests, Oekraïens en Georgisch. Hij ontving de Nike Literatuurprijs, de meest prestigieuze literaire prijs van Polen, voor “Widnokrąg” (De heldere horizon, 1997) en “Traktat o łuskaniu fasoli”(Traktaat over de geschiedenis van het dorp, 2006). Verschillende van zijn romans en toneelstukken zijn verfilmd, waaronder “Klucznik” in 1980, geregisseerd door Wojciech Marczewski; “Pałac” in 1980, geregisseerd door Tadeusz Junak; en “Kamień na kamieniu” in 1995, geregisseerd door Ryszard Ber. Myśliwski schreef zelf ook diverse scenario’s voor televisiefilms.
Uit: De horizon (Vertaald door Karol Lesman)
“Proloog
Dat kleine, schriele mensje op de foto, met die opengesperde ogen, in een als het ware te grote gabardine jas en platgedrukt door een als het ware te grote hoed —dat is mijn vader. Naast hem, gehuld in een donkerblauw matrozenpakje met korte broek, met een wit matrozenpetje op het hoofd, op sandalen en in kniekousen — dat ben ik. Mijn moeder is er niet bij. Dus is het vast zondag. Anders had ik trouwens ook dat matrozenpakje niet aangehad.
Mijn moeder is hoogstwaarschijnlijk bezig met het middageten, want wat zou ze anders kunnen doen op deze, zoals op de door de zon overbelichte foto te zien is, zomerse zonnige zondag. Ze staat vast iets in een pan te roeren, verzet wat op de kachelplaat, legt houtblokken onder het fornuis, kneedt het deeg voor de noedels, waarbij ze zich beklaagt dat het enige wat ze ziet pannen en potten zijn, waarvoor heeft Onze-Lieve-Heer haar zo moeten straffen dat ze zelfs op zondag niet uit wandelen kan gaan. We gingen altijd op zondag uit wandelen, ze droeg een vos, een hoed, een tasje, handschoenen, pumps, alles in dezelfde kleur, ze was een dame, men keek haar na, en nu is ze veranderd in een huissloof. Misschien staat ze wel te ruziën met tante Marta, want we wonen met zijn allen bij opa en oma en ruzie is zo gemaakt.
Niet alleen jou, niet alleen jou, probeert tante Jadwinia zoveel ze kan haar mild te stemmen, want tante Jadwinia zou wel voor iedereen de sterren van de hemel willen plukken en het doet haar pijn als iemand anders pijn heeft, Hij heeft ons allemaal gestraft. Neem de varkens, die hebben ze geringd, ze zijn zogenaamd van jou, je voedert ze, je doet je best, je voelt je handen niet meer van de aardappelen, ze zijn vetgemest maar slachten mag je ze niet. Wacht even, ik doe eerst nog wat eten voor ze in de trog en dan kom ik je helpen.
Daarentegen vergeeft tante Marta moeder nog geen woord. Mevrouw! Moet je haar zien, mevrouw! Waarom ben je ook hiernaartoe gekomen? Was in de stad gebleven, als je het daar zo naar je zin had. En een vos kan ik ook dragen, haal je maar niets in je hoofd. Wiadek gaat daarvoor zorgen, hij zet een val, hij brengt hem naar Kazimierski om hem te laten tanen en dan heb ik ook mijn vos. Dat doe je toch wel voor me, hè Wladek?
Oom Wiadek komt die vos zo ongeveer de keel uit”.
