Christmas Tree (James Merrill), Rainer Maria Rilke

 

 

Kinderen bij de kerstboom door Leopold Graf von Kalckreuth, ca. 1912

 

Christmas Tree

To be
Brought down at last
From the cold sighing mountain
Where I and the others
Had been fed, looked after, kept still,
Meant, I knew—of course I knew—
That it would be only a matter of weeks,
That there was nothing more to do.
Warmly they took me in, made much of me,
The point from the start was to keep my spirits up.
I could assent to that. For honestly,
It did help to be wound in jewels, to send
Their colors flashing forth from vents in the deep
Fragrant sables that cloaked me head to foot.
Over me then they wove a spell of shining—
Purple and silver chains, eavesdropping tinsel,
Amulets, milagros: software of silver,
A heart, a little girl, a Model T,
Two staring eyes. Then angles, trumpets, BUD and BEA
(The children’s names) in clownlike capitals,
Somewhere a music box whose tiny song
Played and replayed I ended before long
By loving. And in shadow behind me, a primitive IV
To keep the show going. Yes, yes, what lay ahead
Was clear: the stripping, the cold street, my chemicals
Plowed back into the Earth for lives to come—
No doubt a blessing, a harvest, but one that doesn’t bear,
Now or ever, dwelling upon. To have grown so thin.
Needles and bone. The little boy’s hands meeting
About my spine. The mother’s voice: Holding up wonderfully!
No dread. No bitterness. The end beginning. Today’s
Dusk room aglow
For the last time
With candlelight.
Faces love-lit
Gifts underfoot.
Still to be so poised, so
Receptive. Still to recall, praise.

 

James Merrill (3 maart 1926 – 6 februari 1995) 
Kerstmis in New York, de geboorteplaats van James Merrill

 

Onafhankelijk van geboortedata

Kerstmis

Ja, Kerstmis is de stilste dag van ’t jaar.
Dan hoor je alle harten vurig slaan
als klokken die de avond doen verstaan
dat Kerstmis is de stilste dag van ’t jaar.

Dan worden alle kinderogen groot,
alsof de dingen groeiden die ze zien,
en moederlijker worden alle vrouwen
en alle kinderogen worden groot.

Dan moet je buiten in het wijde land,
wil je de kerstnacht zien, de onbezeerde,
alsof je zinnen nooit de stad begeerden,
zo moet je buiten in het wijde land.

Daar schemert menig hemel boven jou
die op de verre witte bossen staat.
Onder de schoen de weg die groeien gaat
waar menig hemel schemert boven jou.

En in de grote luchten staat een ster
die opbloeit als een felle gentiaan.
De verten rollen als een golfslag aan
en in de grote luchten staat een ster.

 

Vertaald door Piet Thomas

 

Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Kerstmis in Praag, de geboorteplaats van Rainer Maria Rilke

 

Zie voor de schrijvers van de 26e december ook mijn blog van 26 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Wird Christus tausendmal in Bethlehem geboren (Angelus Silesius)

 

 

De geboorte van jezus Christus door Carl Bloch, 1867

 

Wird Christus tausendmal in Bethlehem geboren

Wird Christus tausendmal in Bethlehem geboren
und nicht in dir, du bleibst noch ewiglich verloren.

Gott schleußt sich unerhört in Kindes Kleinheit ein:
Ach möchte ich doch ein Kind in diesem Kinde sein.

Ach könnte nur dein Herz zu einer Krippe werden,
Gott würde noch einmal ein Kind auf dieser Erden.

Merk, in der stillen Nacht wird Gott, ein Kind, geboren,
und wiederum ersetzt, was Adam hat verloren.

Ist deine Seele still und dem Geschöpfe Nacht,
so wird Gott in dir Mensch und alles wiederbracht.

Hier liegt das werte Kind, der Jungfrau erste Blum,
der Engel Freud und Lust, der Menschen Preis und Ruhm.

Soll er dein Heiland sein und dich zu Gott erheben,
so musst du nicht sehr weit von seiner Krippe leben.

Der Himmel senkte sich, er kommt und wird zur Erden;
wann steigt die Erd empor und wird zum Himmel werden?

 

Angelus Silesius (25 december 1624 – 9 juli 1677)
Breslau, de geboorteplaats van Angelus Silesius

 

Zie voor nog meer gedichten over Kerstmis ook alle tags voor Kerstmis op dit blog.  

Weihnacht (Julius Sturm), Ingo Baumgartner

 

 

De aanbidding door de herders door Luca Giordano, ca. 1688

 

Weihnacht

Es sangen himmlische Heere
In heilig stiller Nacht:
Gott in der Höh‘ sei Ehre,
Sei Lob und Ehr‘ gebracht.

Und Friede sei mit allen
Auf Erden weit und breit,
Der Mensch ein Wohlgefallen
Dem Herrn der Herrlichkeit,

So klang es über der Erde
In der geweihten Nacht,
Wo bei der schlafenden Herde
Die frommen Hirten gewacht.

Das Lied aus Engelmunde
Erklungen vom Himmelszelt,
Es klingt bis diese Stunde
Noch durch die weite Welt.

Der Heiland ward geboren,
Des‘ freue sich groß und klein,
Wir waren alle verloren
Und sollen nun selig sein.

 

Julius Sturm (21 juli 1816 – 2 mei 1896)
Bad Köstritz, de geboorteplaats van Julius Sturm

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ingo Baumgartner werd op 24 december 1944 in Oberndorf an der Salzach geboren. Zie ook alle tags voor Ingo Baumgärtener op dit blog.

 

Es riecht nach Schnee

Es riecht nach Schnee und Pfefferkuchen,
Nach Bienenwachs und Nadelduft.
Schon denkt man an das Herbergssuchen,
Den Christbaum, wenn das Glöcklein ruft.

In Gassen flimmern Weihnachtssterne,
Die Straße säumt ein Lampenband.
Auf Plätzen plaudern Leute gerne,
Erwärmt vom Trunk am Glühweinstand.

Man muss nicht Kind sein, sich zu freuen,
Nicht fromm und gläubig, auch nicht Christ,
Es reicht, Gedanken einzustreuen,
Was Frieden heißt und Hoffnung ist.

 

Vorweihnachtliche Ecke

Den Esstisch in der Stubenecke
versieht man mit der Weihnachtsdecke,
die Tannenbaum  und Waldgetier
am Saume trägt zu froher Zier.

Ein Kranz aus dichten Nadelzweigen
bringt Flackerlicht ins Abendschweigen.
Er weist dem Kinderblick als Ziel
ein Wachsquartett mit Flammenspiel.

Da liegen Äpfel Aphrodites,
die Glanzerheller des Gemütes.
Ein Schmunzelengel trägt sein Haar
als flachsgeflochtnes Zöpfepaar.

Der süße Seim des Bienenfleißes
verbirgt sich, doch ein jeder weiß es,
im Döschen aus gebranntem Ton,
er kommt nicht unbenascht davon.

Adventlich steht nach alter Sitte
ein Teller Backwerk in der Mitte,
der leert sich schnell bis Mitternacht,
wenn niemand diese Pracht bewacht.

 

Ingo Baumgartner (24 december 1944 – 16 juli 2015)

 

Onafhankelijk van geboortedata

 

Geboorte van Christus

Was er je eenvoud niet, hoe kon jou dan
gebeuren wat nu de nacht verlicht?
Zie, God hield volken toornend in zijn ban,
maar Hij wordt mild, nu jij Hem baart: een wicht.

Verscheen Hij groter in je droomgedicht?

Wat is dat, grootheid? Dwars en uitermate
recht is deze weg die ’t lot Hem bood.
Zelfs voor een ster is zo geen baan gelaten,
want, zie je, deze koningen zijn groot

en slepen schatten aan tot voor je schoot,

de schatten waar ze ’t meest van houden;
dat die bestonden had je nooit gedacht –
maar zie toch hoe Hij in je doek met vouwen
ligt en nu al alles overtreft in kracht.

Van ver al d’amber over zee gebracht

en al het goud, de strelende en pure
kruiden, bedwelmend in hun wazigheid:
maar dit zijn alles dingen die niet duren,
en aan het einde wacht je rouw en spijt.

Maar Hij (dat merk je nog wel), Hij verblijdt.

 

Vertaald door Piet Thomas

 

Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e december ook mijn blog van 24 december 2021 en ook mijn blog van 24 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Das Weihnachtsbäumlein (Christian Morgenstern), Ted van Lieshout

 

 

Kerstboom met kaarsjes door Rudolf Bernhard Willman, 1905

 

Das Weihnachtsbäumlein

Es war einmal ein Tännelein
mit braunen Kuchenherzlein
und Glitzergold und Äpflein fein
und vielen bunten Kerzlein:
Das war am Weihnachtsfest so grün
als fing es eben an zu blühn.

Doch nach nicht gar zu langer Zeit,
da stands im Garten unten,
und seine ganze Herrlichkeit
war, ach, dahingeschwunden.
Die grünen Nadeln war’n verdorrt,
die Herzlein und die Kerzlein fort.

Bis eines Tags der Gärtner kam,
den fror zu Haus im Dunkeln,
und es in seinen Ofen nahm –
Hei! Tat`s da sprühn und funkeln!
Und flammte jubelnd himmelwärts
in hundert Flämmlein an Gottes Herz.

 

Christian Morgenstern (6 mei 1871 – 31 maart 1914)
Adventstijd in München, de geboorteplaats van Christian Morgenstern

 

De Nederlandse dichter en schrijver Ted van Lieshout werd geboren op 21 december 1955 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Ted van Lieshout op dit blog.

 

Papegaaivis

Waarorn ben jij zo
blauw, zo blauwer
nog dan de zee?

Er is geen spiegel
waarin je jezelf
kunt bewonderen,

dus wat heeft het
mooiste blauw
voor zin? Alleen

aan die andere vis
zie je hoe blauw je
zelf eigenlijk bent.

Is dat verliefd?
zien aan een ander
hoe mooi je bent

 

Vier minuten

Een vlinder spartelde tegen het raam, zocht door
de ruit een weg naar buiten. Ik vouwde mijn handen
voorzichtig om hem heen en ving wat niet te vangen

leek. Ik liep naar de tuin en deed mijn handen open
van ga! Hij bleef zitten op mijn vinger, klapte zijn
vleugels open en weer dicht, open en dicht en tijd

ging voorbij. Kostbare tijd in een vlinderleven. Na
vier minuten zei ik zacht: moet jij niet eens gaan?
Toen vloog de vlinder de lucht in en verdween.

In het grote boek der levende natuur heb ik gezocht
wat voor zeldzame vlinder het was. Een dagpauwoog.
Die komen veel voor, behalve de Dagpauwoogopmijnhand.

Dat is een van de allerzeldzaamste soorten op aarde.
In het korte leven van één ervan ben ik even,
nee, lang, heel lang een veilig huis geweest.

 

Ted van Lieshout (Eindhoven, 21 december 1955)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e december ook mijn blog van 21 september 2018 en ook mijn blog van 21 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Advent (Karl Gerok), Gerard Reve, Paul Eluard

 

 

“Neudorf im Advent (Erzgebirge)” door Dieter Jacob, 2009

 

Advent

Offenb. 3, 20.
Siehe, ich stehe vor der Tür und
klopfe an.

Ich klopfe an zum heiligen Advent
Und stehe vor der Tür!
O selig, wer des Hirten Stimme kennt,
Und eilt und öffnet mir.
Ich werde Nachtmahl mit ihm halten,
Ihm Gnade spenden, Licht entfalten,
Der ganze Himmel wird ihm aufgetan,
Ich klopfe an.

Ich klopfe an, da draußen ists so kalt
In dieser Winterszeit;
Von Eise starrt der finstre Tannenwald,
Die Welt ist eingeschneit,
Auch Menschenherzen sind gefroren,
Ich stehe vor der verschlossnen Toren,
Wo ist ein Herz, den Heiland zu empfahn?
Ich klopfe an.

Ich klopfe an, sähst du mir nur einmal
Ins treue Angesicht,
Den Dornenkranz, der Nägel blutig Mahl, —
O du verwärst mich nicht!
Ich trug um dich so heiß Verlangen,
Ich bin so lang dich suchen gangen,
Vom Kreuze her komm ich die blut’ge Bahn:
Ich klopfe an.

Ich klopfe an, der Abend ist so traut,
So stille nah und fern,
Die Erde schläft, vom klaren Himmel schaut
Der lichte Abendstern;
In solchen heilgen Dämmerstunden
Hat manches Herz mich schon gefunden;
O denk, wie Nikodemus einst getan:
Ich klopfe an!

Ich klopfe an und bringe nichts als Heil
Und Segen für und für,
Zachäus ‘ Glück, Marias gutes Teil
Bescheert‘ ich gern auch dir,
Wie ich den Jüngern einst beschieden
In finstrer Nacht den süßen Frieden,
So möchte‘ ich dir mit holdem Gruße nahn;
Ich klopfe an.

Ich klopfe an, bist, Seele du, zu Haus,
Wenn dein Geliebter pocht?
Blüht mir im Krug ein frischer Blumenstrauß,
Brennt deines Glaubens Docht?
Weißt du, wie man den Freund bewirtet?
Bist du geschürzet und gegürtet?
Bist du bereit mich bräutlich zu umsahn?
Ich klopfe an.

Ich klopfe an, klopft dir dein Herze mit
Bei meiner Stimme Ton?
Schreckt dich der treusten Mutterliebe Tritt
Wie fernen Donners Drohn?
O hör‘ auch deines Herzens Pochen,
In deiner Brust hat Gott gesprochen:
Wach‘ auf, der Morgen graut, bald kräht der Hahn,
Ich klopfe an.

Ich klopfe an; spricht nicht: es ist der Wind,
Er rauscht im dürren Laub; —
Dein Heiland ists, dein Herr, dein Gott, mein Kind,
O stelle dich nicht taub;
Jetzt komm‘ ich noch im sanften Sausen,
Doch bald vielleicht im Sturmesbrausen,
O glaub‘, es ist kein eitler Kinderwahn:
Ich klopfe an.

Ich klopfe an, jetzt bin ich noch dein Gast
Und steh vor deiner Tür,
Einst, Seele, wenn du hier kein Haus mehr hast,
Dann klopfest du bei mir;
Wer hier getan nach meinem Worte,
Denn öffn‘ ich dort die Friedenspforte,
Wer mich verstieß, dem wird nicht aufgetan;
Ich klopfe an.

 

Karl Gerok (30 januari 1815 – 14 januari 1890)
Advent in Vaihingen an der Enz, de geboorteplaats van Karl Gerok

 

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Brief uit Berlijn

“Berlijn-Zehlendorf, Paaszondag 1962. Naarmate de trein de grens van Oost-Duitsland – waar men, zoals bekend, doorheen moet reizen om West-Berlijn te bereiken – nadert, groeit er, met mijn nieuwsgierigheid over wat ik te zien zal krijgen, ook een zonderlinge hoop: de hoop, dat alles zich veel betrekkelijker en veel minder ernstig zal laten aanzien, en dat de voorstelling die ik uit de berichtgeving van vele jaren heb opgebouwd, veel meer een projektie van mijn eigen, dikwijls zeer absoluut gestelde problematiek zal blijken te zijn, dan een met de werkelijkheid vergelijkbaar beeld.
Men kent de voorstelling van de Duitse Bondsrepubliek zoals die wordt gekoesterd door de mensen voor wie de in de bezetting ondergane verschrikking een levenvullende tijdloosheid heeft gekregen; een voorstelling waaraan ook, vooral uit gemakzucht, wordt vastgehouden door mensen die politiek nooit volwassen willen worden; een voorstelling die haar voortbestaan in veel grotere mate aan de communistiese propaganda dankt dan men in het algemeen wel vermoedt. Volgens deze voorstelling is de Westduitse democratie een schijndemocratie, waarin de nazi’s en het grootkapitaal bezig zijn een nieuwe autoritaire Duitse staat naar een nieuwe veroveringsoorlog te voeren. De kracht van deze voorstelling berust in niet geringe mate op het ontbreken van een redelijke hoeveelheid feitelijk bewijsmateriaal: materiaal dat er niet is, kan men immers niet aanvechten. In werkelijkheid wordt slechts een handvol voorvallen gebruikt om de al van te voren axiomaties aangenomen agressiviteit van West-Duitsland te illustreren. Feiten zoals de nog nooit in de Duitse geschiedenis vertoonde impopulariteit van de Westduitse dienstplicht – waarvoor iedereen zich probeert te drukken – en de verbijsterend geringe percentages stemmen, die neo-, semi-nazistiese of andere ultra-rechtse groeperingen, voordat ze bij de wet werden verboden, bij verkiezingen behaalden zelfs in die deelstaten, die indertijd de typiese voedingsbodem waren van het nationaal-socialisme – die feiten zeggen de politieke dommelaar niets. Voor het handhaven van zijn op onvruchtbare moffenhaat steunende visie heeft hij slechts een paar berichten per jaar over geschonden Joodse begraafplaatsen, op muren geschilderde hakenkruisen of over de ontmaskering van een op een verantwoordelijke post gekomen oorlogsmisdadiger nodig.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Reve met Woelrat en kat op schoot

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

Ik houd van je

Ik houd van je om alle vrouwen
Die ik niet heb gekend
Ik houd van je om alle tijden
Dat ik niet heb geleefd
Om de geur van het ruime sop
En de geur van warm brood
Om de sneeuw die smelt
Om de eerste bloemen
Om de zuivere dieren
Die de mens niet verschrikt
Ik houd van je om lief te hebben
Ik houd van je om alle vrouwen
Die ik niet liefheb

Wie anders spiegelt mij dan jij zelf
Ik zie ik mij amper
Zonder jou zie ik enkel
Een verlaten vlakte
Tussen vroeger en vandaag
Waren al die doden
Waar ik doorheen
Loop op stro
Ik kon geen gat boren
In de muur van mijn spiegel
Ik moest het leven leren
Woord voor woord
Zoals men vergeet

Ik houd van je om jouw wijsheid
Die niet van mij is
Om de gezondheid houd ik
Van je ondanks alles dat enkel illusie is
Om het onsterfelijke hart
Dat ik niet beheer
Je meent twijfel te zijn
En je bent slechts rede
Je bent de grote zon
Die mij naar het hoofd stijgt
Als ik zeker ben van mezelf
Als ik zeker ben van mezelf.

 

Vertaald door Theo Festen

 

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2021 en ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Der Täufer (Christian Morgenstern), Tatamkhulu Afrika

 

 

St. Johannes de Doper als jongen door Andrea del Sarto, ca. 1525

 

Der Täufer

Siehe! Das ist Gottes Lamm.
Dieser wird für unsre Sünde
sterben an des Kreuzes Stamm,
dass er allen Völkern künde:
Gott nimmt ihr Gebrest auf sich.
Dass fortan die Menschheit wisse:
Träger ihrer Finsternisse
ist nicht nur ihr kleines Ich.

 

Christian Morgenstern (6 mei 1871 – 31 maart 1914)
Christkindlmarkt in München, de geboorteplaats van Christian Morgenstern

 

De Zuid-Afrikaanse dichter en schrijver Tatamkhulu Afrika werd geboren op 7 december 1920 in Egypte. Zie ook alle tags voor Tatamkhulu Afrika op dit blog.

 

Niets is veranderd

Kleine ronde harde stenen klikken
onder mijn hielen,
zaaiend gras duwt
baardzaadjes
in broekspijpen, blikjes,
waarop getrapt wordt, knarsen
in hoog, paars bloeiend,
vriendelijk onkruid.

District zes.
Geen bord zegt dat het zo is:
maar mijn voeten weten het,
en mijn handen,
en de huid rond mijn botten,
en het zachte gezwoeg van mijn longen,
en de hete, witte, naar binnen draaiende
woede van mijn ogen.

Ruw met glas,
naam wapperend als een vlag,
hurkt het
in het gras en onkruid,
ontluikende Port Jackson-bomen:
nieuwe, chique haute cuisine,
wachter bij de poort,
herberg alleen voor blanken.

Geen bord zegt dat het zo is:
Maar we weten waar we thuishoren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Tatamkhulu Afrika (7 december 1920 – 23 december 2002)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e december ook mijn blog van 7 december 2024 en ook mijn blog van 7 december 2023 en ook mijn blog van 7 december 2020 en eveneens mijn blog van 7 december 2018 en eveneens mijn blog van 7 december 2014 deel 2.

Het heerlijk avondje (Simon Carmiggelt), Christina Rossetti

 

 

 

Simon Carmiggelt (7 oktober 1913 – 30 november 1987)
Illustratie bij “Het heerlijk avondje” uit Carmiggelts bundel “Onzin” uit 1979

 

De Engelse dichteres en schrijfster Christina Georgina Rossetti werd geboren in Londen op 5 december 1830. Zie ook alle tags voor Christina Rossetti op dit blog.

 

Als voor mij het einde daar is
en het Licht mijn ogen sluit
wil ik geen wake en geen tranen
mijn ziel is vrij, dus draag dat uit

Mis mij gerust, maar niet te lang
niet buigen, réchtop blijven staan
denk aan de liefde die we deelden
mis mij gerust, maar laat me gaan

Want allen wacht ons deze reis
al gaat elk van ons alleen
’t hoort allemaal bij ’t Grote Plan
naar Huis en nergens anders heen

 

Vertaald door Marjos Kösters

 

Christina Rossetti (5 december 1830 – 27 december 1894)
Cover

 

Zie voor de schrijvers van de 5e december ook mijn blog van 5 december 2018.

Advent (Karl Röttger), Dennis Gaens, Arthur Sze

 

 

Kerstmarkt door Alexander Buchkuri, 1906

 

Advent

Wieder sieht man in den frühen
Abenden die Lichter blühen.
Straßen hin und wieder funkeln
bunte Wunder in das Dunkeln.

Wieder träumt viel Kinderhoffen
vor den Fenstern – leise Stimmen
flüstern; in der Dämmrung glimmen
Augen groß – und sehn den Himmel offen.

Seligen Kinderglücks. Voll Wartens sind die Tage
und die Abende vorm Schlafengehn –
Wohl im Schlaf und Traum der Nächte sehn
sie erfüllt schon ihres Sehnens Frage;

schon erfüllt im Traum des Traums Verlangen,
sehen, wie das Wunder – schon geschah -:
Christkind kommt weiß durch die Nacht gegangen
und ist da …

 

Karl Röttger (23 december 1877 – 1 september 1942)
De Evangelisch-Lutherse St. Andreaskerk in Lübbecke, de geboorteplaats van Karl Röttger

 

De Nederlandse dichter Dennis Gaens werd geboren in Susteren op 30 november 1982. Zie ook alle tags voor Dennis Gaens op dit blog.

 

ÇETIN

Ik ben geen vluchteling; ik ben een bouwer en mijn broers vertelden mij dat de grond hier goed was. Muharrem en Metin werkten in de put, maar toen er in de put geen werk meer was, brachten ze shoarma naar de buitenstad. Daarna haalden ze mij naar Nijmegen. Dat is bouwen.
Er waren dagen waarop ik moest bepalen: ga ik eten of toch maar slapen?
Ik kom uit een land waar je geen garanties hebt behalve je twee handen en wat daar verder aan vastzit – zolang dat lichaam het uithoudt moet je gaan. Hier deden we niet anders; wij drieën draaiden zaken, maakten het steeds later en nu is alles anders hier. Het draait, dag en nacht door.
Toen zeiden ze: ‘Je bent klaar, boven zeggen ze dat je weg moet.’
Ik vroeg: ‘Wie is boven?’
Want beneden willen ze dat ik blijf. Zoiets noem je een fundament. Eigenlijk is alles bouwen of breken en wat ik wil is bouwen, dingen zoals rust.

 

Dennis Gaens (Susteren, 30 november 1982)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Het scheppingsmoment

Een schilder duidt de tijd van de dag aan
in een stilleven; schuin valt middaglicht op een mes,
citroenen, groene wijnfles met restje rode wijn.
Laten we altijd iets niet helemaal af?
We willen x hebben we x willen we y en hebben we y willen we z?
Ik probeer het scheppingsmoment te voelen
in de lichtval op een doorgesneden citroen. Wat ik wil is
het strooien van grind op modder verbinden met hongerig zijn.
‘Eet’, zei een man uit Afghanistan en wees
naar de oude rottende appels in de open kofferbak.
Ik zie een rij mannen een wolkendans dansen;
twee vrouwen dansen de complexe bliksempassen
aan de uiteindes. Mijn fouten en vergissingen
kloppen in mij ook als momenten van geluk,
maar ik wil dat de glanzende momenten uitdijen
resonerend als een gamelangong. Ik wil van de complexe
brokkelige momenten van onze levens een vloer
maken van jade, obsidiaan, turkoois, ebbenhout en lapis.

 

Vertaald door K. Michel

 

Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e december ook mijn blog van 1 december 2023 en ook mijn blog van 1 december 2020 en eveneens mijn blog van 1 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.  

König der Könige (Albert Knapp), Paul Celan, Gayl Jones

 

 

Christus Koning-beeld bij de ingang van de Sint-Bonifatiuskerk in Leeuwarden

 

König der Könige

König der Könige,
sei uns im Staube willkommen!
Nicht bei den Engeln erscheinest du,
nicht bei den Frommen;
Sünder sind´s nur,
wo du auf niedriger Spur
huldreich den Einzug genommen.

Heil uns, das Leben will arm
und in Sanftmut erscheinen;
Herrlichkeit will mit dem Elend
sich liebend vereinen.
Ehre sei dir!
Anders, Herr, würden ja wir
ewiglich nimmer die Deinen.

Seliger Anblick, wie mild
auf den irdischen Auen
läßt der Beherrscher der himmlischen
Heere sich schauen!
Seht, er empfiehlt
liebevoll Gruß und Gebet
aller, die kindlich ihm trauen.

Komm zu den Deinen, o Herr,
die dich innig begehren!
Feinde noch triffst du genug,
die das Herz uns beschweren;
aber dein Blick
scheucht sie allmächtig zurück.
Hilf uns, du König der Ehren.

Hebe dein Antlitz auf
deine versöhnte Gemeinde,
treibe hinweg die Verblendung,
vernichte die Feinde,
bis wir befreit,
ganz dir zum Dienste bereit,
unserm Erlöser und Freunde!

Pflanze die Palmen des Glaubens
im Grunde der Seelen,
wo mit den Blüten
sich reisende Früchte vermählen;
Frieden und Ruh,
siegende Hoffnung dazu
laß dem Gemüte nicht fehlen!

Komm, Hosianna!
So tönt dir´s von Orten zu Orten.
Komm, Hosianna!
Begrüß uns mit gnädigen Worten!
Dort nach dem Lauf
tu uns in Herrlichkeit auf,
Jesu, die himmlischen Pforten!

 

Albert Knapp (25 juli 1798 – 18 juni 1864)
De Aegidiuskerk in Tübingen, de geboorteplaats van Albert Knapp

 

De Duits-Roemeense dichter Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Paul Celan op dit blog.

 

De helling

Naast mij leef jij, net als ik:
als een steen
in de ingevallen wang van de nacht.

O deze helling, geliefde,
waarlangs wij doorlopend rollen,
wij stenen,
van bedding naar bedding.
Keer op keer ronder.
Gelijkvormiger. Vreemder.

O dit dronken oog
dat hier rondwaart als wij
en ons bij vlagen
verwonderd als één ziet.

 

Vertaald door J.W. Niemeijer

 

Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Gayl Jones werd geboren op 23 november 1949 in Lexington, Kentucky. Zie ook alle tags voor Gayl Jones op dit blog.

Uit: The Unicorn Woman

“It was at a spring carnival in Central Kentucky, sometime after the Second World War, that I first saw her. Alone, but nevertheless in a holiday-making mood, I was strolling about eating a burger and drinking a coke when suddenly I spotted a large billboard advertising “The Unicorn Woman.”
Like most of you, I had seen crocodile women, bearded ladies, and assorted other freaks or, I should say oddities, but I’d never seen a unicorn woman, genuine or not. Thus, I was curious, especially since there was no photograph or drawing on the billboard to give a clue, not even the most ambiguous one, nor did the name Unicorn Woman provide an easy giveaway, like say, for instance, the Bearded Lady: stick a beard on any woman you see, and that’s what you have. Usually it was quite obviously fake.
Standing in front of the tent, I finished the burger, drank the Coke, and watched other men enter. Some entered straightaway, others waited nonchalantly at the edges of the crowd, still others glanced about furtively as if it mattered who saw them go in: Their preachers? Their wives? Their sweethearts? Any stranger? One man even looked thoughtful, as if he were meditating—contending only with himself about whether or not to enter. Most of the men wore ordinary workers’ or farmers’ clothes, but there was an occasional fancy young man or dandy. There were even a few obviously wealthy men who entered. After a while, I paid my dime and started to trot inside.
“Your change, buddy. It’s just a nickel.”
“Thanks.”

“You’ll be glad you went in. She’s lovely.”
I put the change in my pants pocket and entered.
Of course, I had expected to find either a woman in a cage or a unicorn in one, even though I’d read somewhere that the unicorn was a mythical beast, which had only existed in the collective imagination. a fabled creature. A creature of fables, of legend. It appeared only in art and literature, some ancient myth that had origins in India or China. and then had inspired the imaginations of people everywhere.”

 

Gayl Jones (Lexington, 23 november 1949)
In 1971

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e november ook mijn blog van 23 november 2018 en eveneens mijn blog van 23 november 2014 deel 2.

Unbeliebtes Wunder (Wilhelm Busch), Hans Magnus Enzensberger

 

 

Sint Maartensavond door de Duits- Nederlandse schilder Eduard Geselschap, 1870

 

Unbeliebtes Wunder

In Tours, zu Bischof Martins Zeit,
Gab’s Krüppel viel und Bettelleut.
Darunter auch ein Ehepaar,
Was glücklich und zufrieden war.
Er, sonst gesund, war blind und stumm;
Sie sehend, aber lahm und krumm
An jedem Glied, bis auf die Zunge
Und eine unverletzte Lunge.

Das passte schön. Sie reitet ihn
Und, selbstverständlich, leitet ihn
Als ein geduldig Satteltier,
Sie obenauf, er unter ihr,
Ganz einfach mit geringer Müh,
Bloß durch die Worte Hott und Hü,
Bald so, bald so, vor allen Dingen
Dahin, wo grad die Leute gingen.

Fast jeder, der’s noch nicht gesehn,
Bleibt unwillkürlich stille stehn,
Ruft: „Lieber Gott, was ist denn das?“
Greift in den Sack, gibt ihnen was
Und denkt noch lange gern und heiter
An dieses Ross und diesen Reiter.

So hätten denn gewiss die zwei
Durch fortgesetzte Bettelei,
Vereint in solcherlei Gestalt,
Auch ferner ihren Unterhalt,
Ja, ein Vermögen sich erworben,
Wär’ Bischof Martin nicht gestorben.

Als dieser nun gestorben war,
Legt man ihn auf die Totenbahr
Und tät’ ihn unter Weheklagen
Fein langsam nach dem Dome tragen
Zu seiner wohlverdienten Ruh.
Und sieh, ein Wunder trug sich zu.

Da, wo der Zug vorüberkam,
Wer irgend blind, wer irgend lahm,
Der fühlte sich sogleich genesen,
Als ob er niemals krank gewesen.

Oh, wie erschrak die lahme Frau!
Von weitem schon sah sie’s genau,
Weil sie hoch oben, wie gewohnt,
Auf des Gemahles Rücken thront.
„Lauf“, rief sie, „laufe schnell von hinnen,
Damit wir noch beizeit entrinnen.“
Er läuft, er stößt an einen Stein,
Er fällt und bricht beinah ein Bein.

Die Prozession ist auch schon da.
Sie zieht vorbei. Der Blinde sah,
Die Lahme, ebenfalls kuriert,
Kann gehn, als wie mit Öl geschmiert,
Und beide sind wie neu geboren
Und kratzen sich verdutzt die Ohren.

Jetzt fragt es sich: Was aber nun?
Wer leben will, der muss was tun.
Denn wer kein Geld sein eigen nennt
Und hat zum Betteln kein Talent
Und hält zum Stehlen sich zu fein
Und mag auch nicht im Kloster sein,
Der ist fürwahr nicht zu beneiden.
Das überlegten sich die beiden.

Sie, sehr begabt, wird eine fesche
Gesuchte Plätterin der Wäsche.
Er, mehr beschränkt, nahm eine Axt
Und spaltet Klötze, dass es knackst,
Von morgens früh bis in die Nacht.
Das hat Sankt Martin gut gemacht.

 

Wilhelm Busch (15 april 1832 – 9 januari 1908)
Wiedensahl, de geboorteplaats van Wilhelm Busch. Op de donderdag in de week van Sint Maarten wordt in Wiedensahl elk jaar de Martinimarkt gehouden.

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

De voortreffelijke eigenschappen van mijn vrouw

De voortreffelijke eigenschappen van mijn vrouw zijn te talrijk
voor een velletje A4.
Zij is een veelcellige met spetterende haren,
die ’s nachts, wanneer zij slaapt, voortreffelijk gedijen.
Ik hou van elk ervan. Van zachte delen
is zij goed voorzien. Wanneer haar neusgaten
lichtjes beven, weet ik dat zij denkt.
Hoe vaak zij denkt, en hoe onwillekeurig zij leeft!
Ik weet dat zij haar tong kan krullen,
dat zij voetjes kan geven. Wanneer zij lacht of boos is,
vormt zich aan haar mond een nieuwe plooi,
die mij bevalt. Niet helemaal wit is zij,
zij heeft verscheidene kleuren. Ook haar ademtochten
zijn talrijk, om nog maar te zwijgen van de zielen in haar borst.
Het verwondert mij dat zij meestal hier is,
waar ik toevallig ben.

 

Vertaald door René Smeets

 

Hans Magnus Enzensberger (11 november 1929 – 24 november 2022)

 

Zie voor nog meer gedichten bij Sint Maarten ook alle tags voor Sint Maarten op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e november ook mijn blog van 11 november 2018 deel 1 en ook deel 2. en eveneens deel 3.